In de videofilm die de nieuwe collectie presentatie van het Stedelijk Museum begeleidt is veel plaats voor architect Rem Koolhaas ingeruimd. Naast hem zien we de teamleider tentoonstellingsopbouw van het SM, het hoofd van de afdeling educatie en publicaties en de directeur van Tata Steel Nederland. De opnamen bij TSN geven een suggestie van het productieproces van staal maar figureren vooral als een klassiek toonbeeld van industriële heroïek. Analoog hieraan is de inrichting van het SM bij wijze van spreke al even indrukwekkend. Het materiaal van de wanden in deze nieuwe opstelling speelt in deze promotie film evenals de ontwerper een belangrijke rol.
Koolhaas zegt door het gebruik van staal de afmetingen van de wanden te hebben willen verkleinen. De wanden staan aan elkaar geschakeld en soms als enkel element, vrij van de buitenmuren, in de ruimte. De indruk is die van een doolhof waarvan de structuur zich zelfs bij herhaaldelijk bezoek niet openbaart. Koolhaas noemt als referentie het lopen door een stad waarbij je de hoek van een straat omslaand steeds iets nieuws ervaart. In het zaalplan komt geen rechte hoek voor, met stompe en scherpe driehoeken saboteert de ontwerper als het ware de gebruikelijke verwachting van een hiërarchisch en dus leesbaar architectonisch masterplan.
De hoeveelheid getoonde werken in deze opstelling, namelijk 650, is aanzienlijk. Door de veelheid vraagt je je af of dit wellicht de opdracht aan de architect is geweest. Dat het tonen van de beroemde collectie van het SM vooral als een ruimtelijk probleem is opgevat lijkt in de berichtgeving en het commentaar van de betrokkenen evident. Elk museum heeft naast andere problemen vanzelfsprekend ruimtegebrek. De consequentie van deze reductionistische zienswijze is evengoed verstrekkend.
Staal is weliswaar vlak, dun en sterk, maar de wanden van Koolhaas zijn alles behalve minimaal en onzichtbaar, ze vragen daarentegen aandacht als ‘constructies’. Deze zichtbare opbouw genereert aandacht voor de architectuur, het is voorstelbaar dat de heringerichte ruimte er zonder kunstwerken als een vindingrijke creatie uit kan zien. De opstelling heeft met andere woorden nadrukkelijk een auteur.
Het is opmerkelijk dat hij nauwelijks weerwoord lijkt te hebben gekregen. Niet van kunsthistorici, noch van liefhebbers of anderen bij de beeldende kunst betrokkenen. Deze 650 kunstwerken werden het lijdend voorwerp van zijn ruimtelijke regime. In Koolhaas’ opzet is de collectie tot een willekeurig aantal kunstwerken van een tijdvak dat voorbij is terug gebracht. Het geheel is geschiedenis, van alle andere eigenschappen van kunstwerken is de collectie effectief ontdaan. Het zijn vriendelijke plaatjes in een oud boek geworden.
Een collectie is een verzameling trofeeën. Die kan als een geheel van afzonderlijke kostbaarheden worden tentoongesteld. Een ander aspect van een collectie is de wordingsgeschiedenis, waarbij naar de omgeving van een werk wordt verwezen en aan de relatie met andere kunst wordt gerefereerd. Pollock’s Waterbull hangt tegenover Newman’s Cathedra. De schilders waren inderdaad tijdgenoten, maar zo’n gegeven is bij wijze van spreken ‘secundair’; geen enkel werk wordt voor de geschiedenis gemaakt. Het is een onbedoeld aspect dat eigen is aan de onvermijdelijke vervreemding die begint op het moment dat het kunstwerk het atelier verlaat. Had men het belang van deze prozaïsche kenmerken niet kunnen te verminderen ten gunste van de meer raadselachtige en ambivalente, de dramatische en de inhoudelijke.
Bij een rondgang door de Stedelijk Base dringen zich twee modellen aan de bezoeker op. De inrichting doet denken aan een ‘beurs’. Deze objecten zijn weliswaar niet te koop maar de verschillen kunnen eventueel voor verrassing zorgen; het is kortom Koolhaas’ evocatie van een stad. Het andere model is Google Images: een reeks van beelden die zonder context, zonder hiërarchie, onbemiddeld en a-historisch is. De onnavolgbare systematiek van de rangschikking en de oneindigheid van de reeks dwingen ons tot nieuwe antwoorden op vragen als ‘wat kennis is’ en wat het betekent ‘ iets – in dit geval een kunstwerk – te hebben gezien’. Google Images is een digitaal depot waarin nevenschikking in feite gelijkschakeling is. Google images is koning en voorlopig is er geen post- tijdperk in zicht.
Hoe krijgt Stedelijk Base dan wel waarde? Sterarchitect Rem Koolhaas is tot een werktuig van de marketting gemaakt. De achtergrond is economie, met een CEO van een staalfabriek als sponsor van de nieuwe opstelling. De begeleidende videofilm van Stedelijk Base gaat niet over kunstwerken en hun beleving maar over bedrijfsvoering, ontwerpproces, PR en logistiek. De collectie van het Stedelijk is in een grafkelder weggezet.